De Poëtische Edda, ook wel bekend als de oudere Edda, is een verzameling liederen uit het middeleeuwse IJsland, bestaande uit een verzameling godenliederen met mythologische inhoud, meer specifiek verwijzend naar Germaanse mythologie, en een verzameling heldenliederen met voornamelijk epische inhoud, verwijzend naar naar historische contexten. Deze hebben voornamelijk betrekking op afstammelingen van de koninklijke families uit de familie Völsung. De Poëtische Edda is één van de twee belangrijkste primaire bronnen van het Germaanse heidense wereldbeeld, de andere is de Prose Edda.
De gedichten in De Poëtische Edda zijn geschreven in een alliteratief rijm. Sommige delen zijn in proza geschreven, maar de boventoon blijft poëtisch.
Deze gedichten zijn gevonden in een middeleeuws manuscript, de Codex Regius, dat in IJsland werd gevonden. Deze codex is samen met De prozaïsche Edda – ook wel bekend als de Jonger Edda – van Snorri Sturluson de belangrijkste bron van kennis over de oude Noorse en Germaanse mythologieën en legendes.
De Codex Regius werd in de 13e eeuw opgeschreven, maar werd pas in 1643 ontdekt, nadat hij in bezit kwam van de bisschop van Skálholt, Brynjólfur Sveinsson. In die tijd waren er een aantal versies van Snorri’s Edda bekend, maar geleerden waren er altijd van uitgegaan dat er een andere Edda, een oudere Edda, moet zijn geweest die de heidense gedichten vermeldde waarnaar Snorri in zijn citaten verwees. Toen de Codex Regius eindelijk werd gevonden, bevestigde deze die eerdere speculaties. Brynjólfur schreef het manuscript toe aan Sæmundr de Wijze, een IJslandse priester uit de 12e eeuw, en hoewel latere onderzoekers tot de conclusie kwamen dat De Poëtische Edda niet echt door Sæmundr was geschreven, wordt de naam Sæmundr Edda nog steeds vaak gebruikt.
Bisschop Brynjólfur stuurde de Codex Regius naar de Deense koning, vandaar de naam. Zo bleef het manuscript eeuwenlang in de Koninklijke Bibliotheek van Denemarken. Het werd in 1971 teruggegeven aan IJsland.
Zoals de meeste werken uit die tijd waren de gedichten minstrelenwerk (skalden), doorgegeven van zanger op zanger en pas later opgeschreven. Daarom is niet precies bekend wie de gedichten heeft gemaakt en wanneer – alleen van De prozaïsche Edda weten we dat Snorri Sturluson deze heeft opgeschreven.
Er wordt algemeen aangenomen dat De Poëtische Edda dateert uit de twaalfde tot dertiende eeuw (dat wil zeggen, toen het werd geschreven. De liederen zelf zijn eigenlijk ouder), en de geschreven liederen komen uit IJsland. Het scheppingsverhaal is ook kenmerkend voor een noords land als IJsland, waar vuur en ijs een rol spelen in het dagelijks leven.
Hoewel we De Poëtische Edda als een primaire bron voor het Germaanse heidense wereldbeeld kunnen behandelen, moeten we met een aantal dingen rekening houden.
Ten eerste is De Poëtische Edda (net als De Prozaïsche Edda trouwens) geen ‘heidense bijbel’. We hebben geen reden om te geloven dat we het moeten behandelen als het woord van de goden.
Ten tweede is het over het algemeen niet bedoeld als een praktische richtlijn voor het dagelijks leven, met uitzondering van de Hávamál, die praktische wijsheid biedt.
Ten derde zijn religieuze overtuigingen en gebruiken zelden statisch. De Poëtische Edda geeft ons inzicht in de heidense mythologie van de IJslanders in de middeleeuwen. Gedurende deze tijd was de heidense tijd ver voorbij zijn gouden eeuw, en het Christendom had toen al eeuwenlang invloed uitgeoefend op het religieuze denken. We gaan ervan uit dat de verhalen die we in De Poëtische Edda vinden vergelijkbaar zijn met de verhalen die de Denen, Duitsers, Zweden of andere Germaanse volkeren in vroegere tijden zouden hebben verteld, maar dit is niet iets waar we helemaal zeker van kunnen zijn.
De Oudnoorse versie van The Poetic Edda is te vinden op heimskringla.no.
Dit boek is verkrijgbaar in: